Sophie Kassies is schrijfster en dramaturge en bewerkte
voor het Nationale Toneel de roman ‘De Graaf van Monte Cristo’ van
Alexandre Dumas tot een toneeltekst. Als ik haar spreek op donderdag 1 februari
2007 zijn de repetities van de Graaf van Monte Cristo in de regie van Johan
Doesburg in volle gang. We spreken elkaar in een ondergronds kantoor waar boven
ons hoofd de acteurs zich de teksten eigen proberen te maken.
Laten we bij het begin beginnen. Hoe kwam je op het idee juist De Graaf
van Monte Cristo van Alexandre Dumas te bewerken voor het toneel.
Het was niet mijn idee, maar van Johan Doesburg – de regisseur.
Die had al een paar keer gezegd: "De Graaf van Monte Cristo, daar heb ik
zo van genoten. Dat is mijn lievelingsboek". Zelf had ik op de middelbare
school heel veel negentiende-eeuwers gelezen. Maar niet Dumas, want daar werd
een beetje op neergekeken. Daar vond ik geen eer aan te behalen, dus ik las
Stendhal, Hugo en Balzac. Dumas niet. Toen duwde Johan mij een keer een artikel
van Umberto Eco in handen, waarin Eco zijn moeilijkheden bij het vertalen beschreef.
Op een dag stond ik in de bibliotheek en besloot even kijken of ze de roman
in de kast hadden staan. En warempel daar stond een ernstig verkorte bewerking
in het Nederlands. Eco had gelijk, het is erg slecht geschreven, maar toch was
er iets dat prikkelde. Ik was gepakt door de meeslependheid van het boek. Hoewel
ik natuurlijk de truc ervan goed doorhad. Het is niet van een grote diepgang.
Het boek nodigt niet erg uit tot nadenken. Het is gewoon erg smakelijk geschreven.
Net als een Hollywood film lekker simpel. Er wordt je gewoon uitgelegd dat de
goeden goed zijn en de slechten slecht. En dat de goeden aan het langste eind
trekken.
Maar toen ik er wat langer over nadacht betrapte ik mijzelf op het vreemde fenomeen
dat je zo'n enorme wellust ondervindt bij de wraakneming van Edmond Dantes -
later de Graaf van Monte Cristo. Blijkbaar zit er in ieder van ons zoveel opgehoopt
onrecht dat het heel lekker is om dit in een roman zo gewroken te zien. Een
soort substituut voor wraakneming op al die mensen die je zelf nog wel eens
de nek om had willen draaien. En dan ook nog op zo'n geniale wijze. Dumas doet
er in het boek alles aan om de boosdoeners zoveel mogelijk te laten vallen over
hun eigen stommiteiten en kwaadaardigheden. De Graaf hoeft ze eigenlijk nog
maar een heel klein zetje te geven om ze over de rand te krijgen. De wraakzucht
die het boek bij mij opriep herken ik zeker ook in de huidige samenleving. Bij
het lezen moest ik bijvoorbeeld denken aan de aanhangers van wijlen Pim Fortuyn.
Die mensen voelden - al in de tijd dat hij nog leefde - zo'n rancune. De toon
die zij aansloegen was alsof hen vreselijk onrecht was aangedaan. Dat is toch
raar als je in een samenleving leeft waarin mensen het zo goed hebben? Of kijk
eens hoe mensen in het verkeer kunnen reageren als iemand een fout maakt. Met
een buitenproportionele agressie en wraakzucht. Mensen achterna rijden om ze
af te snijden bijvoorbeeld. Ik snap het mechanisme wel, van angst die agressie
oproept, maar dat afstraffen blijft mij verbazen. Zelf schaar ik mij achter
Marcus Aurelius als hij schrijft: “Wat je niet verdragen kunt, daaraan
komt vanzelf een einde.”. Mensen als Nelson Mandela zijn voor mij dan
ook grote helden. Die man heeft jarenlang onterecht vastgezeten, komt ongebroken
terug en vergeeft als klap op de vuurpijl de mensen die hem dat hebben aangedaan.
Die man had met één knip van zijn vingers het land in brand kunnen
zetten, maar hij deed het niet. Dat is van een grootmoedigheid. Enorm.
Jij lijkt je erg op te winden over mensen die wel wraak willen nemen. Dat
verbaast me omdat je een roman bewerkt heb waarin de wraaknemer zegeviert? Hij
krijgt van Dumas immers het gelijk aan zijn kant?
Ja, dat klopt. Maar bij mij niet. Het is voor mij altijd zo dat ik alleen iets
kan schrijven als ik weet wat ik persoonlijk er van vind en wat ik ermee wil
zeggen. Wat ik wil zeggen heeft alles te maken met wraak, maar ik vind dat iets
triests. Het lijkt alsof we vandaag de dag teveel vrijheid hebben. Die vrijheid
wordt ons teveel. Ik heb een beeld van Monte Cristo hoe hij expandeert als een
gas. Hij komt vrij en hij is helemaal niemand meer. Want er is niets meer aan
weerstand. Hij kan zich financieel alles permitteren, hij heeft ongeveer alle
kennis die er te vergaren valt in zijn hoofd. Het leven lacht hem toe. En dat
kan niet. Dat verdraag je niet. Je bent onder andere iemand door de weerstand
die je ondervindt. En daarom klontert hij om zijn wraak heen. Hij zoekt de weerstand
op om iemand te kunnen zijn. Bij mij komt hij daar niet mee weg.
Ik wil dat de mensen nadenken over die wraakzucht. Iedereen kent dat gevoel,
maar ik wil dat je je realiseert welke slang je koestert aan je borst. Daarom
wil ik ook dat mensen tijdens de voorstelling eerst die wraakzucht voelen, met
hem meeleven. Die opwinding moet je meemaken, maar ik wil ook dat je ziet dat
hij daar niet meer uitkomt. Het is dus niet zoals de Hollywood bewerkingen,
want daar komt hij er inderdaad mee weg.
Is dat wat deze voorstelling nog toe kan voegen aan die talloze verfilmingen?
Ja, natuurlijk. Ik heb daar weer heel andere gedachten over dan die filmregisseurs
en dat wil ik op het toneel brengen. En theater nodigt van zichzelf meer uit
tot nadenken. Ook voor de schrijver. Zo heb ik bijvoorbeeld enorm geworsteld
met die vrouwenrollen. Pas nu, tijdens de repetities is bijvoorbeeld Mercedes
(de geliefde van Edmond Dantès) naar mijn zin. In het boek is zij een
vreselijk plat personage. Je moet dat - ook voor de actrice - wel interessant
maken. Dus ga je graven. En je stopt er iets van jezelf in natuurlijk. Zoals
de aristocratische gifmengster Heloïse. Die verkondigt dingen die ik zelf
ergens vind, maar waarvan ik ook vind dat ik die niet mag zeggen.
We hebben een roman van veertienhonderd pagina's en dat moet een toneelstuk
van drie uur worden. Waar begin je dan?
Het begint bij het boek. En dan vooral bij wat dat boek bij mij oproept. Ik
begin vanuit wat ik zelf wil vertellen naar aanleiding van het boek. Dan ga
je kijken wat je belangrijk vindt en wat je mist voor je verhaal. Daarbij is
veel geoorloofd. Ik schrap verhaallijnen, voeg personages samen en voeg gebeurtenissen
toe. En om het geheel te structureren heb ik een truc gebruikt. Ik ben begonnen
met het idee dat ik vijf bedrijven wilde hebben. Dat kwam eigenlijk doordat
Edmond Dantès in het boek leert dat de aarde om de zon draait en niet
andersom. Dat is voor mij het beginpunt van de moderne mens. Dat bracht mij
op het idee dat het boek ergens ook de werdegang van de moderne mens beschrijft.
Er is een soort prehistorie. Er zijn duistere middeleeuwen in de gevangenis,
er is verlichting met de komst van de priester die met een kaarsje Edmond’s
cel binnenkomt en hem al zijn kennis schenkt, er is bevrijding - zeg maar de
emancipatie sinds de Franse revolutie en dan is er wraak – dat is nu.
In mijn structuurschemaatje werd dat dan onschuld, duisternis, verlichting,
bevrijding, wraak. En dan ga je piekeren en schuiven. Hoe moet dit in elkaar
schuiven, welke personages wil ik.
Het boek kent volgens mij meer dan honderd personages, hoe breng je dat
terug tot een behapbaar aantal voor het toneel?
Je gaat kijken wat je wilt zeggen en welke personages je kunt gebruiken daarvoor.
Ook heb ik personages samengevoegd. Ik wilde bijvoorbeeld een moslim erin hebben,
maar niet teveel benadrukt. Dus toen dacht ik aan de neger die de huismeester
van Monte Cristo is in het boek: Ali. Op die manier zoek je personages bij je
verhaal.
En soms kan een beeld heel veel losmaken. Op een gegeven moment had ik een soort
openingsbeeld voor ogen waarin de blanke Graaf van Monte Cristo opgedragen wordt
door een sterke zwarte man. Daarop zij Johan meteen: "Oh, dus hij is dood.
Hij heeft zelfmoord gepleegd". Dat had ik dan zelf nog helemaal niet gezien
of bedacht, maar dat gaat vanaf dan wel een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling
van je verhaal.
Dat klinkt als een behoorlijk symbolisch beeld. De witte die gedragen moet
worden door de zwarte.
Dat is het ook. Ik denk dat wij in de westerse wereld aan het verzuipen zijn
en in een eindtijd leven. We zijn vreselijk bang voor datgene dat over ons komt.
En dat zijn de "vreemdelingen". Ik ben daar zelf overigens helemaal
niet bang voor. Wij zijn daar bang voor omdat we onszelf ten gronde richten.
Ik denk dat daar een groot deel van onze wraakzucht uit voorkomt. Die angst.
Het lijkt nu misschien alsof je een compleet eigen verhaal vertelt. Maar
op het niveau van de globale verhaallijn komt het stuk wel redelijk overeen
met het boek als ik me niet vergis?
Dat moet ook. Want ik had ook als doel dat je als toeschouwer van de voorstelling
kickt op die wraak. En dat kan in mijn ogen alleen als je ook die chronologie
handhaaft. De kick is dat je ingelost ziet wat je zelf als onrecht hebt ervaren.
Natuurlijk heb ik dingen gecomprimeerd, want je kunt geen voorstelling van zes
uur maken in de grote zaal - op locatie misschien - maar niet in de schouwburg.
Je laat heel veel weg. Je laat allerlei verhaallijnen weg. En dat kan ook. Want
er zit ongelooflijke veel dubbelop in het boek. Dat heeft weer alles te maken
met het feit dat het als krantenfeuilleton werd gepubliceerd. Dumas moest zijn
lezers dus af en toe even bijpraten. En hij werd natuurlijk per regel betaald.
Wat soms een enorme breedsprakigheid bij de personages tot gevolg heeft.
Je wordt gevraagd iets te schrijven naar aanleiding van een boek, maar maakt
daar wel je eigen verhaal van. Levert dat geen problemen op als je je werk presenteert
aan de regisseur - eigenlijk je opdrachtgever.
Nee. Johan is natuurlijk heel goed op de hoogte van mijn denken en oefent daar
tijdens gesprekken in de aanloopfase ook veel invloed op uit. En wij kennen
elkaar natuurlijk al heel lang, zo'n twintig jaar. In die tijd hebben we natuurlijk
veel over de wereld gesproken. Dus we delen daar wel een bepaald gevoel over.
Voordat ik begin te schrijven en tijdens het schrijven houd ik hem op de hoogte
welke kant het opgaat en zolang hij niet heel hard roept: "zo wil ik het
niet", ga ik door. En als we het wel oneens zijn, gaan we praten.
Het boek bevat vreselijk veel locaties. In de film kunnen die gemakkelijk getoond
worden. Wat dat betreft hebben die twee media niet de beperkingen van het toneel
– dat zich toch fysiek in één ruimte afspeelt. Hoe los je
dat op?
Ik vertrouw op de fantasie van de toeschouwer. Misschien is wat dat betreft
op toneel helemaal niet beperkt. Met enkele woorden kun je een plek oproepen.
Toneel bestaat zowel uit woorden als uit beelden. Ik zag ooit een documentaire
over Marcello Mastroianni. In tegenstelling tot veel andere vrouwen vind ik
dat geen aantrekkelijke man, maar wat een fenomenale acteur. Ik heb ooit de
film ‘Ginger et Fred’ gezien waarin hij de mannelijke hoofdrol speelde.
In een bepaalde scene zie je in de ogen van het personage van Mastroianni letterlijk
de dood voorbij komen. Werkelijk ongelooflijk. Je zag in zijn ogen dat die man
aan het einde van zijn leven was. Toen hem deze geweldige acteur in een documentaire
gevraagd werd wat het verschil was tussen theater en film, zei hij: "In
de film doe je alles met je blik, in het theater met je stem." Vervolgens
zag je hem in een gigantische theaterzaal en je hoort hem doen wat hij even
daarvoor zei. Die stem kan zoveel oproepen. Al lang voor de MRI - scan waarbij
ze precies kunnen meten welke hersengebieden waardoor geactiveerd worden - wist
ik al dat woorden zoveel op kunnen roepen. Woorden zijn evocatief. Wat voor
mij moeilijk is, is dat ik niet helemaal zeker weet wat mijn woorden oproepen.
De lezer leest niet wat de schrijver schrijft. Toch heb ik er vertrouwen in
dat die woorden associaties oproepen, gedachtenketens in gang zetten, die ongeveer
doen wat ik wil.
Maar je bent natuurlijk niet de enige die de voorstelling
maakt. Een regisseur maakt ook weer zijn eigen plaatje van jouw tekst. Acteurs
geven hun eigen invulling aan een rol. Hoe zie jij je tekst in verhouding tot
de voorstelling?
Het is voor mij juist een enorme kick om te zien wat zij hier mee doen. Ik zie
dan dingen die ik zelf nog niet gezien had. Er komen allerlei onvermoede kwaliteiten
en gebreken van je eigen tekst boven. Daar komt bij dat ik erg veel vertrouwen
heb in Johan als regisseur. Ik vind hem heel goed. Hoe hij het doet weet ik
niet, maar zijn voorstellingen hebben mij altijd iets te vertellen op een manier
die kenmerkend is voor hem.
Heb je tijdens het schrijven in je hoofd wat regisseur en acteurs er mee
zullen gaan doen.
Niet echt, geloof ik. Of misschien toch wel een beetje. Deze tekst van deze
voorstelling kent een bepaalde structuur die eigenlijk al voorgemonteerd is.
Die montage komt - al dan niet toevallig - wel sterk overeen met de manier waarop
Johan zijn voorstellingen monteert. De tekst is opengewerkt op een manier die
ik ook van Johan ken. Misschien heb ik hem toch wel in mijn achterhoofd gehad.
En de acteurs natuurlijk. Vanaf het moment dat ik wist dat Stephan de Walle
en Camilla Siegertsz de rollen van Monte Cristo en Mercedes gingen spelen, nam
het schrijven weer een compleet nieuwe wending. Dat soort dingen kun je niet
ongedacht maken.
Waarom moeten de mensen naar deze voorstelling komen?
Omdat het zo’n verschrikkelijk mooi verhaal is.
- Costiaan Mesu -
(februari 2007)