Thijs Römer speelt Othello als een breekbare buitenstaander

Jaarprogramma Koninklijke Schouwburg

Jan Paul Bresser in gesprek met Thijs Römer


Mij fascineert de man die
door liefde is besmet’


Thijs Römer is waarschijnlijk de jongste Othello uit de geschiedenis van het Nederlandse toneel. Nog maar 27 jaar speelt hij een van de illustere personages uit het onverwoestbare theater van William Shakespeare. Met hem treedt in de voorstelling van deze liefdestragedie een nieuwe generatie aan, afkomstig uit twee Haagse gezelschappen: het Nationale Toneel en Annette Speelt. Als een artistieke symbiose, een creatieve uitdaging. Met naast Thijs Römer een stoet van talenten, zoals Michel Sluysmans en Anniek Pheifer, Pauline Greidanus en Pieter van der Sman, Vincent Linthorst en Clara Bovenberg. ‘Fantastisch die samenwerking’, zegt Thijs Romer, ‘wij wilden als Annette Speelt een voorstelling in de grote zaal, maar zijn als groep te klein om dat alleen te doen. We hadden al een nauwe band met het Nationale Toneel, met Evert en Johan. We hebben daar De Perzen gedaan - en nu presenteren we ons gemeenschappelijk. In regie van Johan Doesburg. Dat was onze nadrukkelijke wens. En hij wilde ook met ons. Dus dat vult elkaar goed aan.’

Thijs Römer kende Othello, vooral van recente voorstellingen. Bijvoorbeeld die met Hans Kesting in de titelrol bij Toneelgroep Amsterdam. Hij heeft het stuk intensief gelezen en is vooral gegrepen door het dramatische liefdesverhaal. ‘Je kunt op veel manieren naar die rol kijken. Mij fascineert de tragedie van een man die besmet is door de liefde. Hij leeft in een eenduidige wereld, namelijk die van het leger. Een zwart-wit wereld. Twijfel bestaat er niet. Je doet wat er van je verlangd wordt. Bevelen worden opgevolgd. En dan wordt hij geraakt door de liefde. En als er iets niet eenduidig is, dan is het wel de liefde. Hij krijgt de hele vloed van betovering over zich heen. Die grote roze wolk van de liefdesroes. Rond hem en Desdemona.’

‘Shakespeare laat zo prachtig zien wat hem overkomt. De militair die bijna een dichter wordt. Hij zegt van zichzelf dat hij niet mooi kan praten, dat hij niet onder woorden kan brengen wat hem overkomt. Maar hij doet het wel, in poëtische zinnen. Dat heb je bij mensen die verliefd zijn, die zien opeens poëzie in alle dagelijkse dingen om hun heen. Ze zien kleuren in de mist. Ik weet nog dat ik voor het eerst verliefd was. Ik zweefde. Ik voelde me net iets boven de grond. Ik kon het ook niet goed onder woorden brengen, maar één ding wist ik: dit is verliefdheid. Dit maak ik mee. En dat overkomt denk ik Othello.’

‘Dan komt die verdomde zakdoek in het spel. De kleine, sluwe list van de ambitieuze Jago die tot rampzalige gevolgen leidt. Dan zie je hoe breekbaar liefde is, hoe desastreus de gevolgen zijn, als wantrouwen en jaloezie de plaats van dromen innemen. Dan zie je hoe het vuur van liefde verwoestend kan werken en alles wat belofte is en toekomst en geluk omslaat in wraak en moord en doodslag. Niet alleen tussen twee mensen, niet alleen tussen Othello en Desdemona, maar als weerslag een instortende en ontredderde wereld om hen heen.

Om dát met elkaar op het toneel van vandaag te veroorzaken, is een geweldige uitdaging.’